maandag 6 april 2015

... of brandewijn en aderlating tegen verdrinking

1775 juni 13, Amsterdam

Een kleine tien maanden nadat Jan Straatman in Rotterdam maar ternauwernood van de verdrinkingsdood werd gered (zie vorige bijdrage) was in Amsterdam een naamgenoot hetzelfde lot beschoren. Hij onderging een behandeling met brandewijn en aderlating. De tabaksrook via klisteerpijp bleef hem bespaard, maar de aderlating was kennelijk onbetwist.

De Raampoort ca. 1723, door Jan Lamsvelt (1674-1743)
Te Amsterdam, den 13den Juny 1775, op den middag, tusschen twaalf en één uuren, zag de Chirurgyn Abraham Janszen, buiten de Raampoort, voor de zaagmolen De Kool, in de stads buiten-cingel, drie jongens op een balk loopen, waar van er één, met naame Jan Straatman, oud veertien jaaren, achterover in het water viel, en na wel een kwartier uurs geworsteld te hebben, naar den grond zonk. Op het gerucht het geen de Chirurgyn Janszen maakte, riep de Heer Zaal, van de molen de Visscher, zyn knecht Pieter Sweerman, die aanstonds, zonder zich den tyd te geeven om zyn klederen uit te trekken, in het water sprong, en den drenkeling van den grond ophaalde, waarop hy hem voor dood aan den wal bragt, vanwaar men hem vervolgens vervoerde in een herberg vóór de Raampoort. Hier was men beezig hem op een ton te rollen, wanneer er de bovengenoemde Chirurgyn Abraham Janszen by kwam, die dit ten eersten belette, den lyder een aderlaating op den arm deed, en, met moeite, een kelk brandewyn in de keel goot, waarop hy eerst begon over te geeven, toen zichtbaar adem te haalen, en, eindelyk, te spreeken. Vervolgens wierd hy verschoond, en, in zyn moeders wooning, in een warm bed gelegd. Een aanhoudende pyn op de borst , verzeld van benaauwdheid in het ademhaalen , waarschynelyk veroirzaakt door het rollen op de ton, maakte het gebruik van eenige middelen noodzaaklyk , die echter van de gewenschte uitwerking waren, dat deeze lyder, agt dagen na dit voorval, zich zeer wel vaarende bevond. De Chirurgyn Janszen heeft de gouden medaille ontfangen.

Buiten de Raampoort, door Anthonie van den Bosch (1763-1838)

Ik heb deze Jan nog niet in dtb's of burgerlijke stand kunnen achterhalen. Maar deze keer weten we weer meer over de plaats van handeling. De genoemde zaagmolen De Kool lag volgens de Molendatabase ter hoogte van wat nu Frederik Hendrikstraat 65 in Amsterdam is. Vlak daarbij heb ik in mijn studententijd gewoond, aan de Marnixstraat. Op de website van het Rijksmuseum zijn mooie prenten te vinden die een beetje een idee geven van de situatie bij de Raampoort en het gebied dat 'Buiten de Raampoort' werd genoemd.
Pieter Sweerman, die Jan Straatman uit het water opviste en zo het leven redde, is mogelijk de man die vanuit Amsterdam op 18 augustus 1778 als kuiper aanmonsterde op het VOC-schip De Bleijenburg. Hij overleed in juni het jaar daarna in Batavia.

Bronnen:
- Historie en gedenkschriften van de Maatschappij tot Redding van Drenkelingen opgerecht binnen Amsterdam 1767. Deel 2, zesde stukje, Amsterdam 1776, pag. 315-316. Zie Google Books, gratis downloadbaar als E-Book..
- Voor prent  'Buiten de Rampoort', zie website Rijksmuseum 
- Voor prent 'De Raampoort', zie website Rijksmuseum
- Voor info over kunstenaars, zie RKDartists
- Voor méér info over zaagmolen De Kool, zie website Molendatabase
- Voor info over Pieter Sweerman, zie VOC-Archief van NA

Tabaksrook en aderlating tegen verdrinking...

1774 augustus 23, Rotterdam

In 1767 werd in Amsterdam de Maatschappij tot Redding van Drenkelingen opgericht. Aanleiding was het grote aantal verdrinkingen in de grachten van de Hollandse steden. Niet iedereen kon zwemmen in die dagen. Ook was toen het drinkwater zo slecht dat mensen, jong en oud, uit gezondheidsoverwegingen er verstandig aan deden bier of wijn te drinken. Dat kwam de gebrekkige zwemvaardigheid natuurlijk niet ten goede. De Maatschappij tot Redding van Drenkelingen, die nog steeds bestaat, propageerde vanaf het begin manieren om mensen te reanimeren, met name door bij de drenkeling middels een klisteerpijp tabaksrook in de kont blazen en ze daarop ook nog te aderlaten. Nog een wonder dat er zoveel overleefden... Ook gaf de maatschappij gouden, zilveren of bronzen medailles aan redders, om goede voorbeelden te stellen. Zie de afbeelding, waarop een redster Magere Hein op afstand houdt. De reddingsverhalen werden verder ter lering ende vermaak geboekstaafd. In onderstaand verhaal figureert ene Jan Straatman.
"Te Rotterdam den 23sten Augustus 1774 was Jan Straatman, oud omtrent agt jaaren, zoon van Jan Philip Straatman, werkman op de buitenplaats van den Heer M. van Donk aan den ouden dyk, in een zeer modderige sloot tusschen de voornoemde buitenplaats en die van Juffrouw van Es, in het water gevallen , terwyl de vader beezig was, omtrent veertig treden van daar in de zelfde sloot te baggeren. Een knecht van de nabygelegen lootwitmaakery, genaamd Dirk, die even te vooren het jongetje daar gezien had, zag nu deszelfs hoed in de sloot op het kroosl dryven, waarop hy zulks den vader Straatman aanwees, en zy beiden in het vermoeden kwamen dat de jongen zou verdronken zyn. Hierop om hulp roepende, kwamen verscheiden menschen toeschieten , en de vader, die zyn praam derwaarts gehaald had, voelde met een stok naar zyn kind. Doch de Heer C. Burger stelde hem voor dat hy mee dien stok het kind niet kon ophaalen, en derhalven beter zou doen een hark of kraauw te neemen. De moeder van den drenkeling ondertusschen daar by gekomen zynde, maakte een groot misbaar, en riep men zoude maar in de floot springen om het kind te zoeken, gelyk Harmen Joosten, tuinman op de zelfde buitenplaats, eindelyk deed, en, terwyl hy zich aan de praam vast hield, met zyn voeten voelde, of hy de jongen kon aantreffen, het welk hem, na eenigen tyd op deeze wyze gezocht te hebben, gelukte. Toen zyn eene hand van de praam los laatende , haalde hy het kind van den grond, en gaf het aan een van de knechts, die daar by waren. Men kon geen de minste tekens van leven of beweeging in den drenkeling bespeuren, zo dat alle de omstanders, en in 't byzonder de moeder, die daarover zeer jammerde, hem voor dood hielden. Harmen Joosten, uit het water gekomen zynde, nam den drenkeling, hield hem terwyl de mond open was, 't onderste boven, rolde hem over een half vat, en blies hem met een tabakspyp den rook in het fondament. Nadat hy hier mede eenigen tyd had aangehouden, begon men eenige trekking en beweeging in den lyder gewaar te worden, het welk kort daar na zodanig vermeerderde, dat men kon zeggen dat hy leefde. Hierop bragt men hem in huis, ontkleedde hem, en leide hem voor een groot vuur, vervolgens een Chirurgyn gehaald hebbende, wierd hem een ader geopend, en toen te bed gelegd, alwaar hy verder geheel herstelde."
Ik heb deze Jan Straatman ook weten terug te vinden in het Luthers doopboek van Rotterdam. Hij werd gedoopt op 30 november 1766. Zij ouders waren Jan Philip Straatman en Catharina Bolderiks, die op 3 augustus van dat jaar waren getrouwd in Kralingen. De jonge Jan zou op 10 november 1793 in Schoonhoven trouwen met Catharina Frederiks en pas op 12 mei 1821 overlijden in Schoonhoven. Naar het zich laat aanzien leven er nog nakomelingen van Jan, met dank aan Harmen Joosten.

Bronnen:
- Historie en gedenkschriften van de Maatschappij tot Redding van Drenkelingen opgerecht binnen Amsterdam 1767. Deel 2, zesde stukje, Amsterdam 1776, pag. 262-263. Zie Google Books, gratis downloadbaar als E-Book..
- Digitale Stamboom Rotterdam en WieWasWie voor genealogische gegevens.
- Wikipedia over medaille en Maatschappij.
- Website van de nog bestaande Maatschappij tot Redding van Drenkelingen.

zaterdag 7 maart 2015

Barbara Stratzmann en haar 53 kinderen

1498, Bönnigheim

In Bönnigheim in de huidige Duitse deelstaat Baden-Württemberg (even ten zuiden van de stad Heilbronn) leefde aan het einde van de 15e eeuw de vrouw die wel doorgaat voor de kinderrijkste vrouw van Duitsland. Zij heette Barbara Stratzmann (ca. 1448-1503), geboren Schmotzer, de vrouw van Adam Stratzmann (+1504). In de volksmond werd Barbara ook wel "Die Schmotzerin" genoemd. In 1498 deed zij voor stadsschrijver Friedrich Deumling haar verhaal waaruit bleek dat zij maar liefst 53 kinderen had gebaard. Opvallend is dat in alle contemporaine bronnen geen van de auteurs aan het verhaal lijkt te twijfelen, waaruit je bijna wel moet concluderen dat het verhaal geen verzinsel was.

Die 53 kinderen zouden volgens het verhaal van Barbara het resultaat zijn geweest van 29 zwangerschappen, verdeeld over één zevenling, één zesling, vier drielingen, vijf tweelingen en 18 eenlingen. Géén van de kinderen werd ouder dan 7 jaar en bij de meeste meerlingen was er sprake van vroeg- en doodgeboorten. Met zulke aantallen moet Barbara welhaast de hele tijd zwanger zijn geweest en het is een wonder dat ze al die bevallingen overleefde. Tegenwoordig denken medici die zich buigen over het raadsel van de moeder met de 53 kinderen dat Barbara mogelijk een dubbele baarmoeder had.

Toen keizer Maximiliaan I van Habsburg (1459-1519) in 1509 tijdens een van zijn reizen in de buurt van Bönnigheim kwam en het verhaal van Barbara en de 53 kinderen hoorde wilde hij het niet geloven. Hij gaf een van zijn stafleden de opdracht om een en ander te onderzoeken en deze bevestigde later dat het verhaal op waarheid berustte.



In de Sint Cyriakuskerk van Bönnigheim kan nog steeds een altaarstuk worden bewonderd dat tussen 1505 en 1509 is gemaakt. Dit schilderij in olieverf en tempera op houtpaneel toont aan de bovenkant de heilige familie en op de onderste helft aan de linkerkant Adam Stratzmann met zijn 38 zonen en rechts Barbara met haar 15 dochters.

Bronnen:
- Journal für Fertilität und Reproduktion, 1999-3 (Oostenrijk), p.p. 22-33: Die Kinderreichste Frau Deutschlands, door C. Lauritzen en G. Göretzlehrer
- http://de.wikipedia.org/wiki/Cyriakuskirche_(Bönnigheim)
- Die Welt, artikel 9 mei 2007: Das Rätsel um die Mutter von 53 Kindern

vrijdag 6 maart 2015

Stratmann & Meyer Cakes Fabrik

1884, Bielefeld

Bij het opruimen van het huis van mijn moeder in het Limburgse Eijsden vond ik een koekblik van de firma Stratmann & Meyer, Bielefelder Cakes u. Biscuit Fabrik. Mijn moeder zal het blik ooit op een rommelmarkt hebben gekocht. Het blik was voor haar niet alleen leuk omdat de naam Stratmann er op staat, het aardige is juist de combinatie met de naam Meyer. Mijn oma heette namelijk Sibijlla Meijers, waardoor op één koekblik de namen van allebei de schoonouders van mijn moeder in licht gewijzigde vorm samenkomen.



Ik wilde natuurlijk graag meer weten over deze bijna-naamgenoten, maar dat bleek meer voeten in de aarde te hebben dan verwacht. Wel vond ik al gauw dat de firma Stratmann und Meyer in 1884 in Bielefeld is opgericht door twee heren die naar die namen luisterden. De voedingsmiddelenindustrie had in die contreien de wind toen kennelijk aardig in de rug, want niet veel later werd eveneens in Bielefeld een fabriek van bakpoeder opgericht door de bekende apotheker Dr. August Oetker (1862-1918). De heren Oetker, Stratmann en Meyer moeten elkaar wel hebben gekend, via de Kamer van Koophandel of de plaatselijke herensociëteit.

Over de oprichters van Stratmann und Meyer kon ik in eerste instantie maar geen nadere gegevens vinden. Wel dat de fabriek in de August Bebel Strasse in Bielefeld rond 1900 bijna vijfhonderd werknemers had, de merknaam SUM voerde (naar de beginletters van de ondernemingsnaam), later werd verkocht aan een andere onderneming en in 1991 naar Saksen in de zogenaamde ‘Neue Bundesländer’ verhuisde waar de loonkosten lager waren. Ook dat men in de nationalistische periode vóór de Eerste Wereldoorlog een prijsvraag had uitgeschreven voor een betere Duitse aanduiding voor het onwenselijk Engelse ‘cake’. De keuze viel uiteindelijk op het goed-Duitse ‘Knusperchen’.



Maar waar ik ook zocht, géén informatie over Stratmann en Meyer. Totdat niet aflatend zoeken leidde tot de ontdekking dat de directeur van het Historisches Museum Bielefeld luistert naar de naam Wilhelm Stratmann. ‘Als die me niet kan helpen, weet ik het ook niet meer’, was de onmiddellijke gedachte. Een vliegende kraai vangt altijd wat. Zijn telefoonnummer was snel achterhaald. Hij bleek geen familie van de koekenbakker en op verzoek stelde ik mijn vragen vervolgens per e-mail. Niet veel later informeerde Wilhelm me over zijn naamgenoot.

Een van de twee oprichters van Stratmann und Meyer heette Heinrich Stratmann.
Heinrich Stratmann werd geboren op 13 maart 1856 in Buer, nu een deel van het stadje Melle (halverwege Bielefeld en Osnabrück), als zoon van 'Schlachtermeister' Friedrich Wilhelm Stratmann en Henriette Karoline Diekmann, en is overleden op 11 december 1940 in Bielefeld.
Heinrich Stratmann trouwde op 2 mei 1885 in Hameln (inderdaad het Hamelen van de rattenvanger, 35 km ten oosten van Bielefeld) met Emilie Helene Johanne Amalie Raapke, geboren op 12 augustus 1862 in Hameln, overleden op 11 augustus 1936 in Bielefeld. Heinrich en Emilie hadden die kinderen:
  • Paul Stratmann, geb. 23 april 1886. Vertrok in 1901 naar Kiel
  • Heinrich Konrad Stratmann, geb. 7 augustus1887, overl. 17 augustus 1887 te Bielefeld
  • Dorothee Stratmann, geb. 22 februari 1900. Vertrok in 1917 naar Godesberg (nu deel van Bonn)
Vermeldenswaard is de geschiedenis van de naamgeving van de straat in Bielefeld waarin de familie vanaf 1890 steeds in hetzelfde huis is blijven wonen. In het begin heette de straat Kaiserstrasse. De straat werd geheel volgens de tijdgeest in 1933 omgedoopt tot Horst Wessel Strasse, naar de nazi-martelaar Horst Wessel (1907-1930) die het gelijknamige lied schreef. Na de oorlog werd de straat weer even gewoon Kaiserstrasse genoemd. Vanaf 1947 heet de straat August Bebel Strasse. Die August Bebel (1840-1913) werd ook wel de Arbeiterkaiser genoemd en was een van de oprichters van de Sozialdemokratische Arbeiterpartei (SDAP), de voorloper van de SPD. De veranderende naam van één straat vertelt zo een hele geschiedenis.

Als er iemand is die me méér kan vertellen over mede-oprichter Meyer, dan hou ik me aanbevolen.

Bronnen:  
- Bielefeld Stadtarchiv, toegang 210,37, Stratmann & Meyer A.-G. 
- Historisches Museum Bielefeld, Objekt des Monats März 2013.