vrijdag 5 februari 2010

De lotgevallen van Adriaen van der Straeten

16e eeuw, Damme / Sluis

Adriaen van der Straeten, ook wel Stratius genoemd, was dichter en jurist en werd volgens zijn biografie in de Belgische Biographie Nationale circa 1540 in het Brugse geboren als zoon van François van der Straeten en Jacqueline Loonis. Als dat geboortejaar klopt moet zijn moeder echter François' eerste vrouw zijn geweest die in 1543 stierf: Joanna Spierinck. (Zie: Op zoek naar Jan van der Straeten - 3)

Adriaen had ten minste zeven (half-) broers en zussen:
  • François, * ca. 1553 - † 1587
  • Jan, † 1616, oo Magdalene Bacx
  • Maria, † 1610
  • Jeanne, † 1587
  • Anna, † 1619, oo François De Grootte
  • Catherine, † vóór 1581, oo Nicolas Baerdeloos
  • Josine, † 1587, oo Jaspar de Pape
Van zijn vader erfde hij, waarschijnlijk omdat hij de oudste zoon was, in 1572 de Heerlijkheid Stampaertshoucke bij Sinte Catelijne buiten Damme. De familie Van der Straeten voerde het wapen als bijgaand afgebeeld. Adriaen volgde onderwijs dat op humanistische leest geschoeid was. In oktober 1558 werd Adriaen ingeschreven aan de universiteit van Leuven waar hij kunsten en recht studeerde. In zijn jonge jaren publiceerde hij enkele dichtbundels (o.a. Poemata ad amicos) in het Beierse Neurenberg, een gereformeerd bolwerk waar sinds 1526 een universiteit gevestigd was en de boekdrukkunst op een hoog niveau stond.
Tijdens het bewind van Alva werd Adriaen op 6 september 1570 benoemd tot pensionaris van het Brugse Vrije. Deze functie bleef hij vervullen tot 31 mei 1575. Als pensionaris bemiddelde hij in conflicten tussen burgers en was hij belast met de uitvoering van allerlei keuren en beslissingen van de schepenen van het Brugse Vrije en de Spaanse landvoogd, waaronder beslagleggingen en de 10e en 20e Penning.

In 1573 en '74 speelde hij een grote rol bij de bevoorrading en de reorganisatie van de verdedigingslinies in het Brugse Vrije tegen de Geuzen in Vlissingen en de voorbereiding van de defensie tegen Willem van Oranje, die aanstalten maakte om het gebied binnen te vallen. Daartoe bereisde hij zo'n beetje de gehele streek van Wenduine tot Sluis. Ondanks het grote vertrouwen dat hij kennelijk genoot legde hij tijdens een vergadering met de schepenen op 21 mei 1575 zijn functie neer.
Op 13 juni 1577, tijdens het bewind van Don Juan, werd Adriaen benoemd tot Baljuw van Damme. (Bijgaand zegel is het 16e eeuwse stadszegel van Damme) Na de inname van Brugge door Willem van Oranje op 20 maart 1578 kwam Damme in Staatse handen. Adriaen bleef echter ook daarna in functie en zorgde er o.a. voor dat de verdedigingslinies in goede staat bleven door de gracht ijsvrij te houden en bomen in de vlakte rondom Damme te laten kappen. Op 12 mei 1581 wordt Adriaen vervolgens benoemd tot schepen van het Brugse Vrije en neemt hij ook zitting in de Vierschaar.

Vanaf dat moment is hij betrokken bij alle vergaderingen over belangrijke gebeurtenissen en onderhandelingen met de elkaar opvolgende overheden en pretendenten. De Acte van Verlatinghe (26 juli 1581), de pretenties van de Hertog van Anjou (1582/83), de benoeming van Prins van Chimay tot Stadhouder van Vlaanderen (1583/84) en de dreigementen en voorstellen van de Hertog van Parma (1583/84) vragen steeds om een reactie van de magistraat van  het Brugse Vrije. In maart 1584 is hij betrokken bij de voorbereidende besprekingen met Parma voor de verzoening met de Koning van Spanje en in mei van dat zelfde jaar bij de onderhandelingen over de condities van de overgave.

Detail van kaart Pieter Pourbus uit 1578


Adriaen werd uiteindelijk mild behandeld door de Hertog van Parma. De Hertog dankte zijn succes bij de herovering van de Zuidelijke Nederlanden deels aan zijn bij tijd en wijle milde optreden. Op 15 september 1584 wordt hij door Parma afgezet als schepen van het Brugse Vrije, zonder verdere bijzondere maatregelen. Terwijl er wel degelijk ook bedenkingen waren omdat hij als loyaal Baljuw van Damme onder Staats bewind had doorgewerkt en er ook serieuze twijfels moeten hebben bestaan over zijn religieuze geaardheid.

Hoe mild Parma ook over hem oordeelde, de troebelen waren Adriaen verder niet in de koude kleren gaan zitten. Hij had zich de voorgaande jaren gedwongen gezien om zijn bezittingen te belasten met aanzienlijke schulden en zijn onroerend goed al deels moeten verkopen. In september werd hij bezocht door de pest, een ziekte waarvan hij in januari 1585 genezen bleek. Hij werd echter aansluitend gegijzeld in verband met de verder opgelopen schulden. Zij broer François nam de betaling van de verplegingskosten op zich en zijn zusters scholden hem flinke sommen geld kwijt. Op 16 november 1585 verkocht hij Stampaertshoucke en op 7 februari 1586 was hij persoonlijk aanwezig op het Prinsenhof te Brugge om zijn onterving te tekenen. Waarschijnlijk om zijn broers en zussen van aansprakelijkheid voor eventuele verdere schulden te vrijwaren.  Van de magistraat kreeg hij even later toestemming om het land te verlaten.

Op 21 augustus 1586 meldt "Jonkheer Adriaen van der Straten" zich met attestatie bij de hervormde gemeente te Sluis, tesamen met Pieter van van de Bruggen, Jan van Vive, Mattheus van Vive, Janszoon, met Janneken, uxor, Marcus van Hasschen, Donaes Platteel, Paesschijne van Westhuus, Meyncken Cools, huisvrouw van Jan Cools en Adriaen de Brauwere met Janneke, zijn huisvrouw. Allen van Brugge.  Onbekend is hoe het Adriaen na dien verder vergaan is. Ook is geen huwelijk of nageslacht van hem bekend.


Bronnen:
- Biographie Nationale, deel XXIV
- Website Jacques de Groote: http://www.tzwin.be/  (voor afbeeldingen van kaart en zegel)
- H. Q. Janssen, De kerkhervorming te Brugge. Een historisch tafereel voor christenen, die voedsel zoeken voor de geest en op gods wegen letten, deel 1, Brugge 1856, pag. 179-185

Geen opmerkingen: