dinsdag 24 november 2009

Kasteel Straatman ?

De meeste stammen Straatman in Nederland vinden hun oorsprong in Gelderland. In de 16e eeuw noemden ze zich daar afwisselend Straetman, Op ter Straten, Van Straten of Verstraeten, waarbij verschillende spellingen werden gehanteerd. Sommigen werden geboren als Op ter Straten, kochten een huis als Verstraeten en werden begraven als Straetman. Hoewel er nog veel onderzoek naar gedaan moet worden heb ik al kunnen vaststellen dat veel Straatmannen toen behoorden ze tot de betere kringen. Er was ook sprake van bezittingen en een zekere rijkdom. Ze huwden met telgen van stedelijke patriciaatfamilies in Arnhem en Doesburg of landadel in de Veluwezoom.
In de oude legende De Witte Juffer van Hoog Soeren is er (voor wat het waard is) zelfs sprake van een kasteel nabij Hoog Soeren dat door een Straatman werd bewoond:

...Hoog Soeren is waarschijnlijk ouder dan Apeldoorn. Er was reeds zeer vroeg een nederzetting van de oudste bewoners der „Vale Ouwe". Dit bewijzen de talrijke Germaansche grafheuvels, die er worden aangetroffen. De bron van Pomphul is zoo oud, dat ze wel door Wodan zelf verwekt kan zijn. De naam Pomphul is eigenlijk van later tijd, want de oude naam, die ook nog wel gebruikt wordt, is Spring-del (dal van de spreng, of brondal) een naam die veel eigenaardiger is dan het tweeslachtige en ongemotiveerde „Pomp-hul"(pompheuvel). Het is nog niet eens zoo heel lang geleden, dat daar volstrekt geen pomp te zien was, en het water er uit den grond opwelde. Door deze bron en den later gegraven put in de Steeg (waarop nu ook een pomp staat), was Hoog Soeren als een oase gelegen midden in de droge woestenij der Vale Ouwe. Deze laatste put behoorde bij het kasteel, dat gestaan heeft op het kruispunt, waar nu de wegen bij elkaar komen van den Echoput, van Apeldoorn, van Assel en van den Dassenberg. Bij het aanleggen van den grindweg stootte men op de kelders van het kasteel en vond daarin nog steenen kogels. Volgens de overlevering was de laatste kasteelbewoner Straatman geheeten en moeten de stallen gestaan hebben op de hoogte waar zich nu het hotel Eik en Dal bevindt...

Als hier al een kern van waarheid in schuilt, dan moet het kasteel vernietigd zijn vóór de Tachtig Jarige Oorlog. Want uit de tijd van de Republiek ken ik de bronnen goed en is er nergens sprake van zo'n kasteel.

Bron: Veluwse Sagen, geschreven en verlucht door Gust. van de Wall Perné, derde druk, Amsterdam 1917, pag. 32-33


Pomphul, Hoog Soeren

Graf von Strattmann

Kleef-Wenen, 1637-1693

Theodor Althet Heinrich von Strattmann werd in 1637 te Kleef geboren als zoon van de Kurfürstlicher Brandenburger und Pfalzneuburgischer Hofrat (tevens in 1648 Kleefse Burgemeester en Schutterskoning) Hendrick Straetman en Gijsberta van Achteveld. In bronnen en literatuur wordt hij afwisselend Straetman of (von) Strattmann genoemd, in allerlei varianten. Ook zijn voornamen worden nog wel eens door elkaar gehusseld of deels weggelaten. Soms resteert alleen "Heinrich".

T.A.H. Straetman (Clivensis) werd op 24 mei 1654 aan de Universiteit van Keulen gelijktijdig met Rein. ab. Haverloo (Amorsfortensis) ingeschreven, met de toevoeging "ex. gymn. patrum inscrip. Logici Papst". Hij vervolgde zijn studie per 17 augustus 1657 aan de Universiteit van Leuven en studeerde af in de rechten en "freie Kunsten".


Vervolgens doorliep hij een glazende diplomatieke carrière die op voorspraak van zijn zwager Werner Wilhelm von Blaspil startte in dienst van de Brandenburgse Keurvorst. In goed overleg stapte hij in 1666 reeds over naar het Hof van Pfalz-Neuburg waar hij het in 1672 schopte tot Vice-Kanselier. Bij diverse gelegenheden maakte hij een goede indruk op gevestigde Europese topdiplomaten. Johann Graf von Goess, de latere bisschop van Gurk, pleitte al in 1667 bij de keizer ten gunste van Straetman voor de functie van gezant in de Nederlanden, toen deze vacant kwam na het overlijden van Jean Friquet. Hij was dan wel jong, maar hij had rechten gestudeerd, had praktische ervaring in het rechtwezen, sprak naast Duits ook Nederlands en Frans, kon goed met mensen omgaan en had guts juditium, gratiam et modum in tractando, Discretion und Bescheidenheit. Dit maakte hem over de standsgrenzen geliefd; in genere morum: Concienz, Pietät un Probität, keine Laster, kein Geldinteresse, noch sordes, welche auch die guten Qualitäten, sonderlich in solcher Profession, inutil und auch schädlich machen. Maar voor een overstap naar het Keizerlijke hof was het nog iets te vroeg.


Als diplomaat werd hij door Hertog Philipp Wilhelm von Pfalz-Neuburg ingezet in het diplomatieke steekspel rond de Poolse Koningskwestie (1668-69) en speelde hij als onderhandelaar en pendeldiplomaat een sleutelrol, zo niet die van regisseur, bij de onderhandelingen voor het Verdrag van Vossem tussen Brandenburg en Frankrijk in 1673. Straetmans broodheer was niet alleen zéér in z'n nopjes met zijn diplomatieke resultaten, beide heren raakten ook persoonlijk bevriend, getuige de voor die tijd bepaald ongewone aanhef van de Hertog in zijn brieven aan de Vice-Kanselier: "Lieber Strattmann".  Zijn laatste kunststukje voor de Hertog verrichtte Straetman door bij Keizer Leopold I met succes te ijveren voor diens derde huwelijk, op 14 december 1676 te Passau, met Eleonore Magdalena Theresa von Pfalz-Neuburg, de dochter van Philipp Wilhelm.

Tijdens deze huwelijksonderhandelingen werd tevens overeengekomen dat Straetman de overstap zou maken naar Keizerlijke dienst. Alwaar hij meteen voor de leeuwen werd gegooid als één van de drie Keizerlijke gezanten bij de onderhandelingen voor de Vrede van Nijmegen in 1677-1678. Daar trof hij de Bisschop van Gurk, zijn vroege pleitbezorger, aan zijn zijde. Op 4 maart 1683 werd hij benoemd tot Hofkanzler. Straetman kreeg van Leopold I op 30 september 1685 de titel Reichsgraf. Ook met de Keizer bouwde Straetman een bijzonder goede verhouding op. Hij werd gewaardeerd om zijn rust, overzicht, scherpzinnigheid, vasthoudendheid en het feit dat hij in enkele uren het werk kon verzetten waar een ander en dag voor nodig had. En geliefd vanwege zijn trouw, onkreukbaarheid, spitsvondigheid en charme. Hoewel hij de functie nooit officieel bekleedde werd Straetman als primus inter pares algemeen beschouwd als eerste minister.

De Keizer uitte zijn dankbaarheid niet alleen met mooie woorden en titels. Ook financieel werd hij goed beloond. Bij zijn dood op 25 oktober 1693 luidde zijn volledige titel Reichsgraf von Strattmann und Peuerbach, Heer van Orth a/d Donau, Bruck a/d Aschach, Spättenbrunn, Haiding und Schmiding en Rothenburg am Inn. Hij bezat het stadspaleis Palais Strattmann in Wenen en het lustoord Neuwaldeck even buiten de stad. Zijn kinderen erfden ieder een kapitaal van enkele honderdduizenden guldens.

Tegenwoordig wordt hij door historici beschouwd als de belangrijkste Duitse diplomaat uit de tweede helft van de 17e eeuw.

maandag 23 november 2009

Ene Straatman trouwt maitresse van d'Artagnan

1642, Parijs

Charles de Batz de Castelmore, Comte d'Artagnan (Loupiac 1611 - Maastricht 25 juni 1673) werd door toedoen van de Comte de Treville (1598-1672), een vriend van zijn vader,  opgenomen bij de Garde van de Mousquetiers. In zijn jonge jaren was d’Artagnan nogal een heethoofd, die zichzelf regelmatig in de nesten werkte.


In 1642, het jaar dat Kardinaal de Richelieu (1585-1642) overleed, had d’Artagnan een affaire met de knappe vrouw van de herbergier wiens zaak hij regelmatig bezocht met zijn compaan Athos. Tot twee maal toe leidde dat tot een gevecht met de jaloerse echtgenoot. De herbergier werd beide keren zelfs opgesloten in de gevangenis Grand-Châtelet. Via zijn goede contacten met Comte de Treville redde d’Artagnan steeds zijn reputatie. En de bedrogen echtgenoot werd door de invloed van de Treville beide keren weer op vrije voeten gesteld. De Treville raadde d’Artagnan echter met klem aan een eind te maken aan de affaire. Een affaire met een dame van stand kon goed zijn voor reputatie en carrière, zo luidde de Treville’s advies. Maar een affaire met een herbergiersvrouw was het schandaal van een bedrogen echtgenoot die je naar het leven staat niet waard. d’Artagnan nam deze raad ter harte en maakte een eind aan de verhouding. Kort nadat de herbergier voor de tweede keer werd vrijgelaten overleed deze echter. Zijn vrouw nam haar oude professie weer op: de verhuur van gemeubileerde kamers. In de Rue Montmartre verhuurde ze een kamer aan een kapitein van de Garde Suisse genaamd Straatman, een vriend van d’Artagnan. Deze Straatman was daar terecht gekomen vanwege de goede wijn in de kelders. Hij werd verliefd op de voormalige maîtresse van d’Artagnan. Zij had echter haar zinnen nog steeds op d’Artagnan gezet, maar die hield voet bij stuk. Volgens d’Artagnan was ze gek om niet op de avances van Straatman in te gaan, want een Zwitserse Gardist verdiende twee keer zoveel als een reguliere gardist, en bovendien had Straatman kwaliteiten. De door d'Artagnan onbeantwoorde liefde maakte de weduwe van de herbergier wraakzuchtig. Toen Straatman haar ten huwelijk vroeg stemde ze na lang aandringen toe op voorwaarde dat hij d’Artagnan zou vermoorden. Straatman stuurde enkele sterke kerels van zijn garde op d’Artagnan af, die gewond raakt en  slechts met moeite wist te ontsnappen. Dit was kennelijk voldoende om de weduwe overstag te doen gaan, en zij trouwde korte tijd later daadwerkelijk met Straatman. Van verdere moordpogingen zag Straatman daarna wijselijk af.

Bron: Memoires de M. d’Artagnan, vol. 1, van Gatien de Courtilz de Sandras, Keulen 1700.

Gatien de Courtilz de Sandras (1644– 1712) baseerde met name het eerste deel van de triologie Memoires van M. d’Artagnan naar eigen zeggen op d’Artagnans eigen memoires. Hoewel dit twijfelachtig is, zijn veel controleerbare details uit de memoires waarheidgetrouw. Of de Zwitserse Gardist Straatman daadwerkelijk heeft bestaan  is onbekend maar niet denkbeeldig. Gezien de schrijfwijze van diens naam (Straatman met dubbele A) in de originele eerste druk uit 1700 lijkt het echter niet aannemelijk dat de Zwitserse Gardist ook echt een Zwitser was. De schrijfwijze met dubbele A is in Frans- en Duitstalige  landen ongebruikelijk. Een herkomst uit de Nederlanden lijkt logischer.

zondag 15 november 2009

Jan Straetman, tollenaar

1640-1643, Runsfoortse Tol (tussen Doesburg en Zelhem)

Jan Straetman (=Jan bij ’t Vuur) is pachter van de Runsfoortse Tol. De tol ligt niet ver van de zogenaamde Zwarte Kolk, nabij “de Wrange”, tussen Doesburg en Zelhem. De jaarlijkse pachtprijs bedraagt ongeveer 30 gulden, en de tol is voornamelijk gericht op agrarisch verkeer. Na 1643 worden de tarieven herzien en meer gericht op handelsverkeer.




Een korte opsomming van voorgangers en opvolgers van Jan Straetman:

1598-1601, Hendrick van Hengel                
1602-1608, Zelle Janssen                            
circa 1616,   Hendrick Boevinck                  
1620-1626, Wolter Boevinck                      
1632-1638, Jacob Hendricxs, de Wildschut 
1638-1640, Aeltien, wed. Steenhoffs           
1640-1643, Jan Straetman                           
1643-1646, Joffer Boijers (onderpachter Hermen Fricken)
1646-1649, Hermen Fricken, alias Brocken 

In dit lijstje horen nog een paar namen als onderpachter of -beurder, maar onduidelijk is precies wanneer. In ieder geval wel vóór 1646: Kunera Elgers, Hans NN, Hendrik van Carpen en Alef NN.
Het is de moeite waard om eens na te gaan of Alef NN eventueel Alef Straetman was, die op 26 januari 1667 te Oud-Zevenaar trouwde met Geurtje Wolters (getuigen Hendrick Straatman, Willem Bödden jr., Gerrit Schaepsdyck).

Bron: Reizen is tol betalen. De verkeersontwikkeling in en om het gebied van Rijn en IJssel tot de Bataafse omwensteling van 1795, door J.W. van Petersen, Aalten 2002, pag. 282-284

Stratenus. Hoogleraar, burgemeester en lijfarts

1593-1681, Utrecht

In de daklijst van het academiegebouw van de Universiteit van Utrecht, aan het Domplein, zijn tien portretmedaillons aangebracht van personen die een hoofdrol hebben gespeeld in de geschiedenis van de Utrechtse universiteit. De bijbehorende namen staan in een natuurstenen fries tussen de ramen van de begane grond en de eerste verdieping. Het betreft:

  1. Christophorus H.D. Buys Ballot (1817-1890), hoogleraar in de wiskunde (1847) en natuurkunde (1867).
  2. Franciscus Cornelis Donders (1818-1889), hoogleraar geneeskunde en fysiologie.
  3. Gisbertus Voetius (Gijsbert Voet) (1589-1676), eerste hoogleraar van de Universiteit Utrecht.
  4. Anthonius Matthaeus jr. (geb. 1635), hoogleraar in de rechtsgeleerdheid.
  5. Stratenus (Wilhelm van der Straten), eerste hoogleraar geneeskunde van de Utrechtse Universiteit (1636).
  6. Arnoldus Drakenborch (1684-1748), hoogleraar te Utrecht in de welsprekendheid en geschiedenis (1716-1748).
  7. Philip Willem van Heusde (1778-1839), hoogleraar geschiedenis, oudheden, welsprekendheid en Grieks (1803-1815); theoretische wijsbegeerte en letteren (1815-1839); bibliothecaris van de universiteitsbibliotheek (1816-1839).
  8. Jodocus Heringa Ez. (1765-1840), hoogleraar theologie (1794-1835).
  9. Gerardus Joannis Mulder (1802-1880), hoogleraar in scheikunde (1840-1868).
  10. Adrianus Catharinus Holtius (1786-1861), hoogleraar rechten (1835-1856). 
Bron:  Peter en René van der Krogt, Mens & Dier in Steen & Brons

Willem van der Straten (1593-1681) studeerde medicijnen in Leiden en promoveerde in Padua. Hij werkte in eerste instantie als "Apothecaris" en was in 1636 oprichter van de Utrechtse medische faculteit en één de eerste hoogleraren van de Utrechtse Hoge School. Hij gaf van 1636-1649 colleges in Utrecht, waar hij het praktische en aanschouwelijke onderwijs naast de theorie introduceerde. Daarna was hij een tijd professor aan de Universiteit van Leiden.
Vanaf 1646 was Willem op voorspraak van zijn vriend Constantijn Huygens (die secretaris van Frederik Hendrik was) de officiële Lijfarts van achtereenvolgens drie Stadhouders van Oranje Nassau: Frederik Hendrik, Willem II en Willem III, de latere Stadhouder-Koning. Als zodanig was hij vertrouwenspersoon van zijn Heren en van o.a. Amalia van Solms, in wiens opdracht hij zelfs speciaal naar Kleef reisde voor een bevalling aan het Hof van Maurits. Na de (door de Oranjes gesteunde) moord op de gebroeders de Wit in 1672 schijnt Willem van Straten zich van de Oranjes gedistantieerd te hebben. Willem van der Straten was Burgemeester van Utrecht van 1674-1676 en is tevens "Gecommitteerde ter Reeckencamer van de Generaliteyt in Den Hage" geweest.  Willem van der Straten werd ook wel Stratenus genoemd.

Bron: Dr. E.D. Baumann, Een lijfarts der Oranjes in de XVIIde eeuw, Utrecht z.j.


vrijdag 13 november 2009

Eleonora Gräfin von Strattmann

1672-1741, Kleef / Wenen

Eleonora Magdalena Ursula Gräfin von Strattmann und Peuerbach (1672-1741), dochter van Theodor Althet Heinrich Graf von Strattmann (Straetman) en Anna Maria Mechtildis Moliaert van Zierickzee, trouwt 25 november 1692 in Wenen met Adam Graf Batthyány von Nemet Ujvar (1662-1703). Daarmee is zij de stammoeder van het geslacht Batthyány-Strattmann.

Na het overlijden van haar echtgenoot had Eleonora een levenslange verhouding met Prins Eugenius van Savoyen (1663-1736), beter bekend als Prinz Eugen, de legendarisch keizerlijk legeraanvoerder. Eleonora was invloedrijk aan het hof in Wenen en een populair bij de bevolking, die haar de bijnaam Wiener Lori of Schöne Lori gaf.

De burgemeester Henrick Straetmann in het vorige bericht was haar grootvader.

Burgemeester Straetmann wordt schutterskoning

1648 juni 7, Kleef

Het Antoniusgilde (schuttergilde) had besloten om in 1648 het zogenaamde “Vogelschieten” in ere te herstellen. Dit had sinds 1603 niet meer plaatsgevonden vanwege de aanhoudende bedrukkende oorlogsomstandigheden en “Unheil, Krankheiten und Elend”.  Alle hoogwaardigheidsbekleders uit Kleef en omgeving namen deel of stuurden een schutter die hen vertegenwoordigde.


Na vier rondes schieten schoot Gildemeester Caspar Müller, waard in de “Goldenen Adler”, die deelnam namens Burgemeester Heinr. Straetmann, de vogel af. Spoorslags werd Straetmann uit de stad opgehaald, als Koning gelukgewenst en “die Spielleute und Schalmeien” voorop, naar zijn woning in de stad en vervolgens naar de “Goldenen Adler” begeleid.  Daar werd drie dagen feest gevierd. De Schutterskoning moest een oxhoofd wijn en 25 Taler inleggen.

Bron: Zur Geschichte der Stadt Cleve aus archivalischen Quellen, door Dr. Robert Scholten, Cleve 1905, pag. 418-420